“Ik ben geboren hier op Zuid, en groeide op in een stabiel gezin. Over m’n jeugd heb ik niks te klagen, die was goed. M’n ouders waren christelijk en ik ging naar de kerk, omdat het moest. Toen ik zelf mocht kiezen, ben ik ermee gestopt.
Op school ging het niet goed. Ik heb diverse opleidingen gevolgd, maar had het niet naar m’n zin. Toen ben ik gaan werken in een garage, en dat beviel stukken beter. Intussen leefde ik meer op straat dan thuis. Ik kreeg vrienden. Verkeerde vrienden, als ik erop terugkijk. Hoewel het natuurlijk altijd je eigen keuze is wat je doet. Ik begon met drinken en blowen, en heb allerlei soorten drugs gebruikt. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat ik verslaafd was aan de harddrugs. Die verslaving merk je als je niks meer in huis hebt… Dan word je echt doodziek. Dan móet je gewoon halen.
Het was loeizwaar
Toen ik begin twintig was, heb ik – met hulp van m’n ouders – een huisje gekocht. Toen ik daar een tijdje zat, was ik het helemaal zat. Verslaafd zijn is geen leven. Je kunt zo ongeveer nergens anders aan denken dan aan drugs en hoe je eraan kunt komen. Als ik m’n salaris kreeg, was het binnen een paar dagen op. De resterende dagen van de maand had ik dus wel een probleem. Want ik moest ook m’n hypotheek en boodschappen en zo betalen.
Ik vond het op die manier echt geen leven meer. Van het een op het andere moment ging er een knop bij me om. Ik heb een heleboel methadon gehaald en heb mezelf een paar dagen thuis opgesloten. Het was loeizwaar en ik ben een paar dagen ontzettend ziek geweest. Je lichaam schreeuwt namelijk om drugs. Maar ik wist: ik móet erdoorheen. In die dagen ging ik ook weer bidden tot God, hoewel ik nooit wat van Hem had gemerkt.
Slapen in schuurtjes
Ik was van de (hard)drugs afgekickt, maar m’n financiële problemen waren er nog steeds. Ik had een berg schulden en m’n huis moest verkocht worden. Ik stond op straat. In de jaren daarna heb ik bij verschillende mensen onderdak gekregen. Inmiddels leerde ik in een vriendin kennen, en ook met haar heb ik op tal van verschillende plekken geslapen: van een caravan tot een schuur. We dronken en blowden, en het was eigenlijk best een gezellige tijd. Ik had gelukkig steeds werk, zodat we ook inkomsten hadden.
Na een paar jaar kregen we een baby. We waren dolgelukkig met de kleine. Maar het betekende natuurlijk wel dat we niet meer overal en nergens konden slapen. We waren erg blij dat we een flatje kregen toegewezen. Hoewel het daar ook zeker niet alles koek en ei was, mede door enorme geluidsoverlast van buren.
De jaren daarna kregen we er nog een kind bij. Er waren mooie momenten, maar vooral heel veel moeilijke. Mijn vriendin is ernstig verslaafd. Dat heeft heel veel ellende gebracht. Echt héél véél ellende. Op een gegeven moment hebben we besloten uit elkaar te gaan. Het ging niet langer meer. Het betekende ook dat ik weer dakloos was.
Een familie erbij
Iemand in mijn omgeving wees me op House of Hope. Ik ben daar geweest en werd ontzettend goed geholpen. Alle problemen die ik had, werden opgepakt. Ik kwam onder bewindvoering te staan. Omdat ik inmiddels was afgekeurd in verband met een chronische ziekte, had ik weinig meer te doen. De maatschappelijk werker vroeg of ik zin had om vrijwilligerswerk te doen. Dat had ik zeker. Door hier te gaan werken, kreeg ik sociale contacten. En vooral: ik kreeg er een familie bij. Je krijgt hier zoveel steun en begrip en meeleven.
En God? Die is weer helemaal teruggekomen in mijn leven.”
In verband met de privacy zijn sommige gegevens gewijzigd.